De geurverordening veehouderij – daar zit een luchtje aan
- webmaster0777
- 1 jun 2022
- 11 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 20 jun 2022
Laten we maar meteen met de deur in huis vallen. Een boerenbedrijf kan soms een beetje stinken. Dat weten we allemaal. Velen van ons zijn in de buurt van agrarische activiteit opgegroeid. Daar kies je voor als je ‘op d’n buiten’ gaat wonen. Beklagen we onszelf over geur? Sporadisch, blijkt, want er komen jaarlijks welgeteld zeven officiële klachten binnen van geurhinder bij de gemeente. Die klachten bestaan trouwens niet allemaal uit geuroverlast van een veehouderij. Die hebben ook betrekking op alle andere bronnen van geuroverlast, zoals industrie, verkeer en de waterzuivering. Het college is voornemens om in Baarle-Nassau nieuwe normen vast te stellen voor geurhinder door de veehouderij. Voordat u denkt dat het hier gaat om een ‘ver-van-mijn-bed-show’: de impact op de lange termijn voor de agrarische sector, wonen en de vitaliteit van het buitengebied is enorm. De kans is dus groot dat dit u ook persoonlijk aangaat.
Wat u moet weten – een beknopte uitleg
We hebben hier te maken met complexe materie. Een aantal zaken die u op voorhand moet weten worden hieronder toegelicht. Allereerst, strenge geurnormen bieden extra bescherming tegen geurhinder én creëren ook meer knelpunten voor ontwikkeling. Knelpunten voor ontwikkeling van woningen in de kernrandzone, herbestemmen van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB-locaties) en economische activiteit in het buitengebied, bijvoorbeeld. Soepelere geurnormen bieden minder bescherming tegen geurhinder, maar leveren ook minder knelpunten op voor ontwikkelingen.
Geuroverlast wordt uitgedrukt in OU (Odeur). Deze eenheid wordt in een laboratorium vastgesteld. Er gaan dus een hoop ingewikkelde berekeningen aan vooraf.
Op basis van aantallen woningen en veehouderijen in een gebied wordt de gemeente in vier zones opgedeeld: (A) de bebouwde kom, (B) de kernrandzone, (C) de extensiveringsgebieden of gebieden beperking veehouderij langs natuur en (D) de voormalige landbouwontwikkelingsgebieden. In zone A geldt nu een norm van 3 OU, terwijl dat in gebieden B, C en D 14 OU is. In het kort: binnen de bebouwde kom hanteren we momenteel 3 OU, buiten de bebouwde kom 14 OU.
Verder zijn twee begrippen van belang: voorgrondbelasting en achtergrondbelasting. Voorgrondbelasting wordt veroorzaakt door één veehouderij, terwijl achtergrondbelasting de opgetelde geuroverlast is van meerdere veehouderijen in de buurt. Logischerwijs kan de gemeente enkel sturen op voorgrondbelasting. De achtergrondbelasting is dan weer van belang bij het beoordelen van bijvoorbeeld nieuwbouw, of functiewijzigingen.
Dan vraagt de ‘omgekeerde werking’ nog wat toelichting. InfoMil[1] heeft hier het volgende over te zeggen: “Door aan te tonen dat het bedrijf aan de eisen van de Wvg (Wet geurhinder en veehouderij, red.) en/of het activiteitenbesluit kan voldoen, kan ‘omgekeerd’ ook gemotiveerd worden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij woningen in de omgeving en dat het bedrijf niet onevenredig in zijn belangen wordt geschaad.”
Tot slot moeten we even stilstaan bij de omgevingswet. Per 1 januari 2023 zal de omgevingswet in werking treden (zoals het er nu naar uit ziet). In deze wet worden tientallen wetten en honderden regels met betrekking tot de leefomgeving gebundeld in één. Een geurverordening is zo’n gemeentelijke wet die in de omgevingswet zal worden opgenomen. Het is daarom van belang om nu al een geurverordening vast te stellen. Doen we dat niet, dan zijn we straks aan de goden overgeleverd.
De plank misslaan, hoe pakken we dat aan?
We nemen u in dit artikel graag mee langs de wonderenwereld van boertje pesten en regeldrang. Het is 25 november 2021 als Pouderoyen Tonnaer in opdracht van de ABG-organisatie een geurgebiedsvisie presenteert voor de gemeenten Alphen-Chaam, Baarle-Nassau en Gilze en Rijen. De conclusie is dat het leefklimaat in onze gemeente beter kan en moet en dat we daartoe strengere geurnormen voor veehouderijen moeten instellen. We stippen graag een 7-tal problematische constateringen omtrent de geurgebiedsvisie en voorgestelde geurverordening aan.
Generieke misvattingen
Het bureau is van mening dat een generieke aanpak voor de gehele ABG-regio volstaat. Het vaststellen van strenge normen heeft voor Gilze en Rijen en Alphen-Chaam minder consequenties dan voor de gemeente Baarle-Nassau, want die laatste telt relatief veel boerenbedrijven. Waarom passen we geen maatwerk toe? In Baarle-Nassau dreigen we zaken op slot te gaan zetten in plaats van mogelijk te maken. De provincie Noord-Brabant eist dat 31-90% (afhankelijke van de deelsector) van de veehouderijen voor 1-1-2024 een aantal stalaanpassingen heeft gedaan om onder andere geurbelasting te reduceren. Vaak gaat het om grote investeringen en moet er voor de veehouder voldoende perspectief zijn om financieel gezond te blijven. Volgens de provincie gaat 34% van de veehouderijen het hoofd hierdoor niet boven water houden (zie ook rapport Stalaanpassingen 2024 van de provincie Noord-Brabant). De bedrijven die nog wel mee kunnen, moeten vaak aan schaalvergroting doen om de investeringen rendabel te houden. Schaalvergroting waar de provincie nog enige ruimte voor laat in haar geurbeleid. Maar het college van Baarle-Nassau stelt voor om strenger beleid te gaan voeren dan de provincie, wat dus ontwikkelruimte en daarmee perspectief om financieel gezond te blijven wegneemt voor de veehouder. Het is bijna pervers: met hetzelfde doel voor ogen, gaat de gemeente er voor zorgen dat de veehouder niet meer mee kan met de provinciale regelgeving en noodgedwongen de stekker uit de bedrijfsvoering moet trekken. Dit voorstel is trouwens niet alleen problematisch voor boeren. Elke inwoner van het buitengebied en elke ondernemer die in het buitengebied activiteiten exploiteert, krijgt vroeg of laat te maken met de gevolgen.
Loverenbeemd fase II: hypocrisie ten top
Wonen. Alle partijprogramma’s stonden er begin dit jaar vol mee. We zijn het er ook allemaal over eens: bouwen, doorstroming stimuleren, creatief zijn, flexibel herbestemmen, et cetera. Allemaal deeloplossingen voor het probleem dat in elke gemeente in Nederland zorgt voor frustratie en onrust. Een (te) strenge geurnorm is echter géén deeloplossing. Sterker nog, we snijden onszelf ermee in de vingers. Neem bijvoorbeeld Loverenbeemd fase II, het braakliggende terrein tussen de Goorweg en Loverenbeemd. Volgens de definitie van de bebouwde kom zoals die in de Wet geurhinder en veehouderij wordt gehanteerd is Loverenbeemd fase II (nog) geen bebouwde kom. De komende jaren wil de gemeente, samen met de projectontwikkelaar, dit stukje grond ontwikkelen. Aangezien het hierna wel zal vallen onder de bebouwde kom, moeten de plannen dus ook zo getoetst worden. En laat daar nu net het heikele punt zitten. Agrarische bedrijvigheid in de buurt maakt dat de standaard grenswaarde voor een woongebied in de bebouwde kom (3 OU) wordt overschreden. Sterker nog, in het (reeds ontwikkelde) gebied Loverenbeemd fase I wordt deze norm op sommige plekken nu al overschreden. Er zijn twee oplossingen: (1) een soepelere geurnorm hanteren, of (2) niet meer ontwikkelen. In de geurgebiedsvisie stelt het adviesbureau voor om de norm in dit gebied te versoepelen naar 5 OU en voor de rest van de bebouwde kom 3 OU te hanteren. Probleem opgelost, zouden we kunnen concluderen, maar uiteraard is niets zo simpel als het lijkt. Deze inconsequentie is namelijk een blauwdruk voor problemen in potentiële ontwikkelgebieden waar nog geen concrete plannen bestaan, maar waarbij de situatie met betrekking tot de geurbelasting vergelijkbaar is. Die gebieden dreigen we nu per definitie op slot te zetten. De raad heeft altijd de mogelijkheid om bij uitzondering goedkeuring te verlenen, maar hoe die beleidsregel eruit moet komen te zien is nog een groot en donkergrijs gebied. Waarom meer regeldruk, meer onzekerheid, minder toekomstperspectief voor ondernemers, inwoners en woningbouw en slechts een zeer minimale winst op gebied van gezondheid, terwijl we ons er zo makkelijk vanaf kunnen maken als onze eigen regeltjes even niet goed uitkomen?
Waar zijn onze burgers?
Stakeholders in de geurgebiedsvisie zijn de GGD, natuurvereniging Mark en Leij, ZLTO en provincie Noord-Brabant. Betrokkenheid van deze organisaties wordt uiteraard van harte aangemoedigd, maar wie heeft de zorgen, wensen en belangen van onze eigen inwoners gehoord en behartigd? Niet alleen onze boeren, maar alle inwoners en ondernemers in het buitengebied krijgen op termijn te maken met obstakels die door deze geurverordening omhoog worden geworpen. Als burgerparticipatie zo belangrijk is, waarom zien we daar dan niks van terug?
Papieren problematiek
Geuroverlast wordt met een complex rekenkundig model berekend op basis van een geconstateerde concentratie geuremmissie en een reeks andere factoren. Een eigenschap van een rekenkundig model is dat onzekerheid in variabelen een belangrijke factor is om de betrouwbaarheid exponentieel te doen laten afnemen. Met mogelijke emissie van over de grens wordt geen rekening gehouden, evenmin met (cumulatieve) geuroverlast van de industrie of verkeer. Ook met natuurlijke ontwikkelingen wordt geen rekening gehouden. De komende jaren gaat bij benadering 1/3 deel van alle veehouders in Brabant stoppen met de bedrijfsvoering. De bedrijven die doorgaan moeten voor 2024 opnieuw een reeks maatregelen treffen om de geuroverlast te beperken. Dit lijkt niet ingecalculeerd.
Er wordt een probleem beschreven op basis van een model, waarvan de betrouwbaarheid niet bekend is en waarvan we weten dat er mogelijk cruciale factoren onvoldoende of helemaal niet in zijn verwerkt. Gaan we daadwerkelijk een probleem oplossen, of creëren we weer een papieren probleem? Daar zijn we immers zo ontzettend goed in gebleken in Nederland!
De 50%-regeling; redding of de mokerslag?
Forse investeringen zijn de komende jaren nodig om te voldoen aan provinciale wetgeving: voor 2024 moeten stalaanpassingen zijn gedaan om geur te reduceren. Om voldoende perspectief op de bedrijfsvoering te behouden, gaan dit soort investeringen vaak gepaard met schaalvergroting.
Er bestaat zoiets als een ‘50%-regeling’. Een bedrijf in zone D dat boven de norm zit (nu > 14 OU) mag onder de 50%-regeling na het reduceren van de geurbelasting als ‘beloning’ (om de investering terug te verdienen) extra vee houden. Hoeveel dat precies is, hangt af van de op dat moment geldende norm en de geurbelasting vóór reductie. Voorbeeld: met een norm van 10 OU en een belasting van 14 OU, mag enkel worden uitgebreid als de geurbelasting na uitbreiding maximaal 12 OU is, het gemiddelde van de norm en de initiële belasting dus. Of simpeler gezegd: 4 OU reductie = 2 OU uitbreiding. Voor een bedrijf in zone D dat precies op de norm zit (nu 14 OU) staat uitbreiding gelijk aan reductie. Als geurreducerende maatregelen leiden tot 1 OU minder geurbelasting, mag ook voor 1 OU uitgebreid worden. Een bedrijf in zone D dat onder de norm zit (nu < 14 OU) mag uitbreiden tot een geurbelasting van 14 OU is bereikt, of tot zover als vergund is.
Voor een bedrijf dat op of onder de norm valt is de benodigde investering om de stallen aan te passen en geurbelasting te verminderen in relatie tot het perspectief om de investering terug te verdienen dus kleiner dan voor een bedrijf dat boven de norm valt. Voor bedrijven die nu nog onder de norm (< 14 OU) vallen, maar straks niet meer (< 10 OU), wordt de investering om vóór 2024 te voldoen aan provinciale wetgeving relatief gezien twee keer minder aantrekkelijk. Immers mag na het reduceren van de geurbelasting als ‘beloning’ (en om de investering terug te verdienen) meer vee worden houden, maar niet evenredig méér. Het gaat hier vaak om de wat kleinere (familie)bedrijven. Deze (familie)bedrijven hebben de laatste jaren de grootste moeite gehad om het hoofd boven water te houden en dreigen nu weer de dupe te worden. Langs de andere kant zorgt de 50%-regeling ervoor dat er überhaupt nog een kans bestaat om de investeringen terug te verdienen. Een vreemde situatie ontvouwt zich. De provincie legt eisen op t.a.v. stalaanpassingen om geur te reduceren, terwijl de gemeente met hetzelfde doel voor ogen agrariërs nóg verder onder druk zet door ervoor te zorgen dat voldoen aan provinciale wetgeving onder de nieuwe geurverordening relatief gezien twee keer minder aantrekkelijk wordt. De grote bedrijven kunnen zich nog investeringen veroorloven, omdat zij de financiële middelen hebben. Voor de kleinere familiebedrijven is het een ander verhaal. Voor hen nemen we het toekomstperspectief volledig weg.
Baat het niet, dan schaadt het niet?
Er is onvoldoende zicht op de hoeveelheid woningen per zone die daadwerkelijk geuroverlast ondervinden. Er wordt gesteld dat we een verslechtering van het leefklimaat voorkomen en het leefklimaat mogelijk verbeteren door normen aan te scherpen. De effectief te verwachte winst in leefklimaat is echter geheel onduidelijk. Wat we wél weten, is dat het verscherpen van geurnormeringen extra kosten en extra regeldruk met zich meebrengt, dat het kansen ontneemt van veehouderijen die nog door willen boeren en mogelijkheden wegneemt voor veehouders die (al dan niet noodgedwongen) moeten stoppen. Een functiewijziging kan na staken van de bedrijfsvoering namelijk alleen doorgang vinden als het perceel niet in de ‘stankcirkel’ van de buurman ligt. Hoe lager de norm, hoe groter de stankcirkel. Vrijkomende agrarische bebouwing (VAB-locaties) gebruiken als deeloplossing voor de woningnood, of andere economische activiteit in het buitengebied ontplooien, komt dus in gevaar.
Verloedering van het buitengebied
En wat te denken van de wisselwerking tussen een strenge geurverordening en de verwachting dat 1/3 deel van de veehouders de stekker uit de bedrijfsvoering trekt de komende jaren? Beeldt u zich een agrarisch gebied in, waar één dezer jaren een boer bezwijkt onder de toenemende regeldruk. Als deze boer de bedrijfswoning van de hand wil doen, of wellicht zelfs meerdere woningen wil realiseren op het perceel, mag dat alleen als het perceel niet in de stankcirkel van de buurman ligt. Immers mag een agrarische bestemming alleen worden omgezet naar een woonbestemming als de geurnormen niet worden overschreden. Wij voorzien een treurig vooruitzicht voor het buitengebied als de geurnormen worden aangescherpt. Voor de voorgestelde normering in zone C vragen we speciaal aandacht. Dit extensiveringsgebied beslaat het grootste oppervlak van het buitengebied. De provinciale norm komt ongeveer overeen met 10 OU voorgrondbelasting, terwijl het college in Baarle-Nassau (BAARLE! en Keerpunt98) een norm van 8 OU voorstelt. Er is nog iets anders aan de hand in zone C. In extensiveringsgebied is ruimtelijke uitbreiding van de bedrijfsvoering voor de meeste veehouderijen, per definitie, al nagenoeg onmogelijk. Handhaving van een goed tot zeer goed leefklimaat in deze gebieden is dus ook zonder scherpe norm te bewerkstelligen. Dat doet echter geen afbreuk aan de negatieve gevolgen die inwoner en ondernemer in zone C zal ondervinden, als we besluiten om de norm wél aan te scherpen.
Als er niets te kiezen valt
Complexe materie als deze vraagt om een gedegen afweging van voor- en nadelen, om besef van de gevolgen op de korte- en lange termijn en compleet en gefundeerd onderzoek naar alternatieven. Op het moment dat het college (destijds BAARLE! en Keerpunt98) met een voorstel komt, verwacht de raad op basis van objectiviteit te kunnen besluiten welk alternatief het beste aansluit bij de zorgen, wensen en belangen van onze inwoners. Helaas wordt nergens aangegeven wat de concrete opties zijn die voor ons liggen. Dat wekt de indruk dat er niets te kiezen valt, maar wij weten beter dan dat.
Toekomstperspectief
Met oog op de toekomst voorzien we problemen bij de ontwikkeling van Loverenbeemd fase II en een mogelijke toekomstige uitbreiding van het industrieterrein nabij de kapel van Nijhoven. De bouw van nieuwe woningen bij Loverenbeemd fase II kan gehinderd worden als de geurnorm te scherp wordt gesteld. Hoe gaan we ervoor zorgen dat we onszelf niet in de voet schieten?
Geurnormen hebben voornamelijk betrekking op de ontwikkeling van geurgevoelige objecten, zoals woningen. Vandaag de dag kunnen kantoorpanden ook als geurgevoelig object worden gezien. Kantoorpanden worden onder de omgevingswet niet langer standaard als geurgevoelig object gezien, maar diezelfde wet wordt steeds uitgesteld vanwege enorme obstakels in de praktische uitvoering. Nabij het beoogde uitbreidingsgebied industrieterrein (kapel van Nijhoven) bestaat een dusdanige geuroverlast, dat er na het vaststellen van deze verordening geen goedkeuring verleent kan worden voor een plek waar mensen moeten werken, voor bedrijvigheid dus. Het vaststellen van strenge geurnormen in het gebied nabij de kapel van Nijhoven drijft ons dus in een situatie, waarin het industrieterrein hier enkel op termijn kan worden uitgebreid als de omgevingswet in werking is getreden. Het is nog steeds sterk de vraag of het inwerking treden van de omgevingswet überhaupt wel doorgang gaat vinden. De raad heeft altijd de mogelijkheid om bij uitzondering goedkeuring te verlenen, maar hoe die beleidsregel eruit moet komen te zien is nog een groot en donkergrijs gebied.
Coalitieprogramma
De geurverordening wordt aan de raad voorgelegd door het college dat in 2018 geïnstalleerd is. In het coalitieakkoord uit 2018 lezen we dat er ontwikkelruimte moet zijn voor de agrarische sector. “Maatwerk zonder extra gemeentelijke belemmeringen bovenop landelijk- en provinciaal beleid”. Provinciaal geurbeleid is niet één op één te vergelijken met de maximale voorgrondbelasting voorgesteld in de geurverordening. Desalniettemin stellen experts dat een maximale voorgrondbelasting van 5 OU in zone B en 8 OU in zone C wel degelijk strenger is dan provinciaal en landelijk beleid. Een verbroken belofte dus.
Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg
De hoofdvraag zou moeten zijn of de behoefte die we in Nederland hebben om boeren uit te roken nog wel past binnen de geopolitieke situatie anno 2022? Hoe zorgen we ervoor dat de toekomst van de veehouderij wordt gewaarborgd, zodat we in ons kleine landje in de toekomst ook nog te eten hebben? Pouderoyen claimt dat er met de voorgestelde geurverordening meer mogelijkheden worden gecreëerd voor boeren en buitengebied. Dit klopt niet, we zetten de boel op slot als we er niet zorgvuldig mee omgaan. Alleen de grote bedrijven kunnen zich straks nog de nodige ontwikkelingen veroorloven om niet te bezwijken onder de regeldruk van de provincie, het rijk en nu dus ook de gemeente. En laat het nu net zo zijn dat de grote bedrijven voor de grootste belasting zorgen. De GGD spreekt over de risico’s van geuroverlast op de volksgezondheid in zowel fysieke als mentale termen. Wat te denken van al die agrariërs die voor de zoveelste keer een klap in het gezicht krijgen? Hoe zou het met hun mentale gezondheid gesteld zijn?
En hoe gaan we om met de wooncrisis? De gevolgen worden enkel groter, naarmate oplossingen op zich laten wachten. We moeten woningbouw, circulatie op de markt en vooral het herbestemmen van vrijkomende agrarische bebouwing niet onnodig gecompliceerd maken. We kunnen niet accepteren dat ontwikkeling van het buitengebied in de toekomst aan een zijde draadje hangt. Fractie Ulicoten pleit ervoor om te stoppen met de waanzin, te stoppen met het pesten van boeren, te stoppen met het creëren van papieren problematiek en meer te varen op logica, boerenverstand en de vitaliteit en zelfredzaamheid van het platteland.
[1] Kenniscentrum InfoMil is het centraal informatiepunt voor wet- en regelgeving binnen het omgevingsdomein.
Comments